Geen categorie

Dopgeld afpakken ?

Werklozensteun beperken in de tijd ?

Proloog

In Turnhout zijn -883- werklozen, langer dan 2 jaar werkloos.220 zijn 2 tot 3 jaar werkloos; 144 tellen 3 tot 4 jaar; 9 zijn 4 tot 5 jaar werkloos en 420 zijn langer dan 5 jaar werkloos.

Er zijn -3- uikeringscategoriën, afhankelijk van de gezinstoestand. In onze stad is 23,8% van de Werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen, een gezinshoofd. 28% is een alleenstaande en 48,2% is een samenwonende werkloze.

Wat staat er te gebeuren

Nu de opdracht van formateur Bart De Wever werd verlengd tot nà 13 oktober, komt deze politiek heikele kwestie, -werkloosheid beperken in de tijd- zeker opnieuw op tafel.

Als men deze tijdsbeperking éénvormig zou toepassen, zonder bijvoorbeeld rekening te houden met gezinstoestand of bepaalde ongeschiktheid van de werkloze, dan is deze tijdsbeperking, voor een deel zeker ook een vestzak/broekzak operatie.

Waarmee ik wil zeggen dat dan veel werklozen, gezinshoofd of alleenstaand, hun financieel heil gaan zoeken bij het leefloon.

Maar het kan volgens mij ook anders. En om dat uit te leggen, duikel ik meer dan 40 jaar terug in de werkloosheidsreglementering.

Tot in het begin van de jaren 80, was het schorsingsbeleid ingevolge langdurige werkloosheid -ongeacht de gezinscategorie- de uitsluitende bevoegdheid van de RVA directeur. Een beleid wat vervat zat in het fameuze artikel 143, reeds ingebouwd in het KB van 20 december 1963.

Dit was louter een willekeurig vogelpiksysteem. Werklozen die één of andere administratieve wijziging moesten doorgeven in hun dossier en daardoor uit de fichenbak van RVA moesten worden gehaald…konden het slachtoffer zijn van de toepassing van artikel 143…

In 1986 werden vastere criteria, zoals de gemiddelde werkloosheidsduur per leeftijdscategorie en per geslacht en regio in de reglementering aangebracht, zodat de mogelijkheid tot willekeur werd uitgesloten.

In 1987 werd dan de basis gelegd voor de toenmalige wetgeving. De schorsing bij langdurige werkloosheid werd beperkt tot de groep van werkloze samenwonenden. En er werd een gezinsinkomensgrens ingevoerd onder dewelke men niet geschorst kon worden. Die voorwaarden netto belastbaar inkomen van 600.000 BEF/jaar (13.532 €) werklozensteun buiten beschouwing gelaten, verhoogd met 24.000 BEF/persoon ten laste (595 €), niet geïndexeerd en de schorsing gold voortaan voor onbepaalde duur.

Via dit nieuwe schorsingsartikel werd zo voor het eerst de feitelijke inkomenssituatie in het uitkeringsregime voor samenwonenden in rekening gebracht.

Als gevolg van deze nieuwe regelingen regende het brieven -verwittiging- van schorsing bij de ACV kantoren en bij de samenwonende werklozen wiens werkloosheidsduur, minstens  1,5 keer  de gemiddelde werkloosheidsduur van hun leeftijdscategorie geslacht en regio, overschreed.

Maar vermits RVA het gezinsinkomen van de werklozen niet kon weten, kon de werkloze in beroep gaan bij de RVA-directeur, indien het gezinsinkomen kleiner was dat de vermelde bedragen, namelijk netto belastbaar inkomen van 600.000 BEF/jaar, verhoogd met 24.000 BEF/persoon

Dat was dan een beroep op basis van wat de objectieve criteria werd genoemd.

Maar ook samenwonende werklozen wiens inkomen wel boven die grens lag konden via een andere weg beroep aantekenen tegen de schorsing.

Op basis van wat de subjectieve criteria werd genoemd. Zij moesten aantonen dat zij, gedurende de ganse duur van hun werkloosheid, ononderbroken inspanningen leverden om werk te vinden.

Dat beroep kon dan verdedigd worden bij de nationale administratieve (NAC) commissie in Brussel. Deze commissie bestond uit vertegenwoordigers van vakbonden en werkgevers en werd voorgezeten door een magistraat.

Ik had destijds de opdracht om met deze werklozen vooraf contact op te nemen om een verdedigingsdossier op te stellen èn hen te vergezellen met de trein naar de Keizerslaan in Brussel.

Sommigen hadden een aantal grote classeurs met allerlei sollicitatie- en/of opleidingsbewijzen, of korte tewerkstellingen via interim,  terwijl anderen slechts enkele bewijzen -en dan al zeker niet over de ganse duur van hun werkloosheid- konden voorleggen.

Sommige dagen had ik wel 25 tot 30 werklozen -vooral vrouwen- mee om samen met hen voor de NAC te verschijnen.

Het resultaat werd later aangetekend aan de werklozen betekent. Het was meestal een fifty/fifty resultaat van wie wel of niet zou worden geschorst.

Ik veronderstel dat de meeste jonge onderhandelaars van de politieke partijen en ook hun studiediensten deze oude reglementering niet kennen.

En al zeker niet nu het schorsingsbeleid ingevolge langdurige werkloosheid, sinds 2016 de bevoegdheid is van VDAB.

Toch ben ik van mening dat deze vroegere formule, namelijk op basis van een gezinsinkomen voor samenwonende werklozen, beter en eerlijker is dan iedereen lineair uit te sluiten van werklozensteun, na een bepaalde tijd werkloos te zijn.

Standaard